Meer dan anders maak ik in deze coronatijd een praatje met de buurvrouw. Ik ontmoet ze aan haar voordeur, op de hoek van de straat of op weg naar de supermarkt. Meestal praten we over koekjes, euh koetjes, en kalfjes. Op een veilige afstand wel te verstaan. Zo vertelde ik haar recentelijk over onze dochter en over de lekkere koekjes die ze onlangs in haar eentje bakte.
De ogen van de buurvrouw lichten op. „Echt waar? Dan heb ik nog iets voor haar.” En weg is ze. Even later komt ze terug naar buiten met een doorzichtig, maar nog ongeopend doosje met bakvormpjes in haar handen. „Voor jouw dochter”, zegt ze met een glimlach. „Ze liggen al jaren bij me in de keukenkast en ik gebruik ze toch niet.” Aan het vergeelde prijsetiketje dat nog op het doosje kleeft, is te zien dat ze de waarheid spreekt.”
„O, wat fijn”, glimlach ik. „Daar zal ze heel blij mee zijn, vooral met dat olifantje”, wijs ik naar een van de vormpjes. „Dat is namelijk het lievelingsdier van onze dochter.” Opnieuw lichten de ogen van de buurvrouw op. „Zeg haar dan maar dat een olifantje van iemand krijgen veel geluk brengt.” „Dat zal ik zeker doen”, reageer ik geamuseerd, denkend aan de talrijke olifantjes in ons huis, in de vorm van knuffels, deurmatten, beeldjes, sleutelhangers en sierraden.
Zoals verwacht, is dochterlief opgetogen met de nieuwe bakvormpjes en in het bijzonder met haar nieuwe ‘olifant’. Ze kan haast niet geloven dat de buurvrouw ze niet eerder gebruikte en nog minder wachten ermee aan de slag te gaan.
„Breng je dan ook een koekje naar de buurvrouw?”, vraag ik haar. „Tuurlijk mama. Geluk dient toch om te delen”, zegt ze. „Dat klopt” antwoord ik. „Daarvoor is het nooit te laat.”
Geluk dient om te delen.