Ze zijn aan het schilderen, de een al wat netter dan de ander, terwijl ik probeer de berg strijk een kopje kleiner te maken. Af en toe bewonder ik hun kunstwerkjes. „Goed zo, mama?”, vraagt de een. „Mooi he, mama?!”, roept de ander.
Ik word door hen betrokken en kan het dus niet laten af en toe ook iets op te merken. „Hier is nog wat wit, jongen” en „Kijk eens of je wel de goeie kleur hebt, meisje.” Lang duurt het niet. Bewondering uiten mag, maar commentaar geven, is blijkbaar uit de boze. Ik word al vlug de mond gesnoerd. „Ik weet het nu al, mama”, zegt de jongste van vier. Waarop de oudste opmerkt: „Jij bent niet de regisseur van het verhaal hé, mama?!” Van die laatste uitspraak word ik stil. Ik concentreer me weer op de strijk, maar die ene zin blijft nazinderen. Ze brengt me met mijn twee voeten op de grond.
Inderdaad, ik ben niet de regisseur van het leven, noch van het mijne, noch van het hunne. En dat laatste wordt er in de toekomst niet beter op . De kinderen zullen almaar meer hun eigen weg gaan en minder ‘commentaar’ dulden. Dat besef ik maar al te goed. Maar dat ik aan het strijken ben en dat de aardappelen inmiddels op het vuur staan, daar mort zo te horen niemand over.
Later op de dag denk ik terug aan de tekst op het geboortekaartje van onze zoon, over een nieuw verhaal dat alleen hij kan schrijven en waarvan de bladzijden nog blanco zijn. Inmiddels staat er al een en ander in zijn levensboek. We schreven eraan mee, maar het is en blijft zijn verhaal.
’s Avonds schrijf ik de zin op: „Mama, jij bent niet de regisseur van het verhaal”. En ik bedenk dat dat nog niet eens zo’n negatieve uitspraak is. Ik mág loslaten en de dingen laten gebeuren zoals ze gebeuren… Als dat geen bevrijdende gedachte is. Tot wat een uurtje schilderen en strijken niet allemaal kan leiden.
Reactie plaatsen
Reacties